naar de Kop van Schouwen
Op 16 september gaan we de Kop van Schouwen verkennen, een geweldig uitgestrekt duingebied met hoge duinen, diepe stuivende dalen en vele antropogene invloeden. Hier raken cultuur en natuur elkaar wel heel dicht.
De excursie staat onder leiding van Frans Beekman, die meer dan dertig jaar op het eiland aardrijkskunde heeft gedoceerd en in zijn vrije tijd de duinen van Renesse, Haamstede, Burgh en Westenschouwen heeft bestudeerd. Op basis van archeologisch en historisch onderzoek reconstrueerde hij duizend jaar landschapsvorming op het eiland en de interactie tussen natuurlijke processen (sedimentatie, erosie) en menselijke ingrijpen (inpoldering, landbouw). In november 2006 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift getiteld “De Kop van Schouwen onder het zand: duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland” (als publieksboek uitgegeven door Uitgeverij Matrijs in Utrecht). De hierna volgende inleiding is ook van zijn hand, want wie kan beter de materie inleiden dan de meester zelf.
Schouwen vanuit een satelliet
Op enkele plaatsen langs de Nederlandse kust zijn de duinen behoorlijk breed. Bij Schoorl ligt een duinmassief dat 4,5 km landinwaarts reikt, bij Haarlem is dat 4 km. Ten westen van Haamstede op het voormalige eiland Schouwen-Duiveland in Zeeland strekken de duinen zich 4 km tot het strand uit. In het verleden was dat zelfs 5 km. Gelet op de richting van de valleien moeten deze duinen vanuit de mond van de (Ooster-)Schelde zijn gevormd.
Dit opvallende duingebied heette heel begrijpelijk de Westduinen of Grooten Duijnen. We onderscheiden er nu de Zeepeduinen bij Haamstede, de Boswachterij ten noorden van Westenschouwen, en de Meeuwenduinen die in 1938 als een stuifduinenreservaat werden aangewezen. Zuidoostelijk van Westenschouwen lagen ooit de Zuidduinen die geheel zijn verdwenen. Aan de noordkant van Schouwen bevinden zich de Verklikkerduinen, die vóór 1850 de Noordduinen heetten. Deze duinen lopen steeds smaller door tot voorbij Renesse. De overgang tussen de West- en Noordduinen bij de vuurtoren Schouwen-West is smal en hoog. Landinwaarts van deze buitenduinen of Jonge Duinen liggen de lage binnenduinen of Oude Duinen van de Westeren en Oosteren Ban, die tussen Haamstede en Renesse een paar kilometer breed zijn.
Op het Verklikkerstrand aan de noordkust ontstaan nog steeds nieuwe duintjes op een breed strand. Deze primaire duinvorming is bij het publiek het meest bekend. De secundaire duinvorming als gevolg van het naar binnenwaaien van zand is vaak nog slecht begrepen. Naar de achterliggende hoofdoorzaak van deze kustdynamiek wordt hier gezocht. Hoe ontstond uiteindelijk het Schouwse duinlandschap onder invloed van natuur en mens?
Bij de bestudering van het reliëf in de Schouwse duinen valt op dat er sprake is van opmerkelijke verschillen. In de Zeepeduinen bij Haamstede liggen een paar langgerekte valleien die worden begrensd door 10 à 15 meter hoge duinruggen. Aan de oostzijde zijn deze paraboolduinen zijdelings versmolten tot een kamduin. De overgang naar de binnenduinen is hier vrij abrupt. Deze ‘hoge binnenduinrand’ is zo’n 20 meter hoog en heeft een helling van circa 30 graden.
Centraal in het grote duingebied tussen Westenschouwen en Nieuw-Haamstede ligt een boog van 25 à 40 meter hoge loopduinen met zeewaarts daarvan een aantal duinvalleien, waarvan de Westerse Laagte de grootste is. Aan de noordkant van Schouwen zet zich deze duinreeks voort in de Verklikkerduinen van 25 à 30 meter hoog. De overgang van deze buitenduinen naar de binnenduinen rondom Nieuw-Haamstede wordt gevormd door een langzaam afhellende ‘brede binnenduinrand’ met hellingen van 15 à 20 graden.
Het is gemakkelijk te zien dat het macroreliëf van de Schouwse duinen bestaat uit twee complexen die na elkaar naar binnen zijn gewaaid. Het onderzoek richtte zich allereerst op de chronologie van deze twee duinoverstuivingen. Dankzij een aantal droge winters met veel verstuiving omstreeks 1990, kon een tiental stuifvalleien in de Meeuwenduinen worden onderzocht. Daar kwam namelijk het cultuurland van de onderliggende Oude Duinen aan de oppervlakte met veel oude scherven. Het ging om resten van kogelpot, Paffrath, Pingsdorf, Andenne en grijsgedraaid aardewerk, die ooit met de stalmest terecht waren gekomen op de akkertjes van de binnenduinen, waar elzenhakhout langs de greppels stond en rogge werd verbouwd. In westelijk gelegen valleien bleken de oudste scherven te liggen en die waren dus het vroegst door de Jonge Duinen bedekt geraakt. De datering van het aardewerk en enkele oude muntjes op een transect van het strand tot de binnenduinrand bij Haamstede gaf informatie over de snelheid van de overstuiving en daarmee ook over het type duinen. Tijdens de Eerste Duinoverstuiving moet er sprake zijn geweest van schaars begroeide paraboolduinen, die tussen de 10de en de 13de eeuw naar binnen waaiden. In de 12de en 13de eeuw hadden ze een snelheid van gemiddeld 25 meter per jaar. Deze duinvorming werd ook in een enkele schriftelijke bron teruggevonden. Het was in die periode een geheel natuurlijk proces. Alleen aan de binnenduinrand waren de duinboeren ‘gehouden’ het inwaaiende zand met helm te beplanten.
Voor de datering van de Tweede Duinoverstuiving werd gebruik gemaakt van klassiek historisch-geografische bronnen, zoals oude kaarten, verpachtingen, rekeningen en oude grondregisters of veldboeken. Vanouds werden de duinvalleien beschermd tegen het instuivende zand om er koeien onder leiding van een wachter te laten grazen. Ook de talrijke konijnen hadden daar hun domein. Beweiding en konijnenvangst werden verpacht.
Centraal stond het onderzoek aan een kaart van de duinen die was getekend naar aanleiding van een grenskwestie. Op deze ‘Kaarte figuratief der lijmijtscheidinge in de Schouwse duijnen etc.’ door Isaac van der Weel uit 1728 is goed te zien dat de Tweede Duinoverstuiving - met een groter molshoopsignatuur getekend - over het middeleeuwse duinlandschap ten westen van Haamstede heen rolt. In 1828 was de voorkant van deze loopduinen de grens tussen de Grafelijke en Haamsteedse duinen plaatselijk gepasseerd. Het front verplaatste zich tussen 1728 en 1828 met een snelheid van gemiddeld 12,5 meter per jaar. Het jaarlijks gesubsidieerde helmpoten verminderde de snelheid van deze duintransgressie en zorgde ook voor een aanzienlijke hoogtegroei. De Zeepeduinen van de Eerste Duinoverstuiving vielen hier buiten.
De Tweede Duinoverstuiving in de Noordduinen ging ten koste van het aangrenzende cultuurland van de Westeren Ban. De duinboeren plantten er helm en wierpen zandwallen of duindijken op. Ook plaatsten ze schermen van rijshout om het stuivende zand te stuiten. De verwoestijning van het cultuurland voltrok zich in de 17de en 18de eeuw met een snelheid van 5 à 6 meter per jaar. Het begin van de Tweede Duinoverstuiving moet in het einde van de 16de eeuw aan de kust langs de Oosterschelde zijn begonnen.
Deze overstuiving en kustafbraak werd op Schouwen in de schriftelijke bronnen kernachtig verwoord met de aanduiding ‘vervlogen en afgespoelde duinen’. Om deze dynamiek goed te begrijpen komen we terecht bij een onbedoeld experiment, dat tussen 1872 en 1922 aan de Schouwse kust plaatsvond. In het laatste jaar begon bij Westenschouwen de bebossing van de duinen met dennen.
In 1872 hield het regelmatig beheer in de inmiddels tot rust gekomen duinen abrupt op. Dat had te maken met de beslissing van het bestuur van de calamiteuze polder Schouwen zich vrij te verklaren van de financiële steun door het Rijk en zich niet meer te bemoeien met de helmpoting. Gedeputeerde Staten van Zeeland meenden dat het beheer van het gehele duingebied onder de Westeren en Oosteren Ban viel, die zich echter beperkten tot de beplanting van de binnenduinrand. De minister van Financiën achtte het kennelijk verantwoord voor het westelijke deel van de duinen, dat onder de Dienst der Domeinen viel, geen voorzieningen voor de strand- en duinverdediging te treffen. Vooral het ontbreken van de jaarlijkse helmbeplanting in de zeereep was funest. Daar kwam nog bij dat de geul het Krabbengat in dezelfde periode naar de kust opschoof en een aanzienlijke afslag van de duinen veroorzaakte.
De gevolgen van een halve eeuw laissez faire beleid in de Schouwse duinen werden wel genoteerd in de verschillende inspectierapporten en na 1900 voor het eerst ook fotografisch vastgelegd. Het bestuderen van dit onbedoelde experiment aan de Schouwse kust leerde veel over het proces van secundaire duinvorming. Door de genoemde mariene erosie ontstond ten noorden van Westenschouwen een smal strand, kalfde de schaars begroeide zeereep af en ontstonden er klifduinen. De aangesneden oudere duinvalleien werden gaten in de zeereep. Een dergelijke ‘gekerfde zeereep’ moet in het verleden normaal zijn geweest. De ‘duingaten’ werden wel als schuilhaven gebruikt. Bij stormvloed konden de hoge golven in deze gaten uitlopen en hun kracht verliezen. Tegenwoordig is de zeereep een rechte en beplante zanddijk.
M.B.G. Hogerwaard, hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat, telde in het laatste decennium van de 19de eeuw in de zeereep van de Westduinen maar liefst 22 grote openingen die hij ‘stuifgaten’ noemde[i]. Voor deze gaten in de zeereep komen we namen tegen als Suikergat, Gat van ’t Schip en Toledo’s Gat. In de schriftelijke bronnen heten ze met een rake typering ‘treckgaten’. Ruiters konden door deze duingaten gemakkelijk met hun paarden op het strand komen. Achter de zeereep ontstonden even zo vele stuifvlakten, waar de dorpsonderwijzer J.A. Hubregtse vanaf 1910 vele archeologische vondsten deed.
De duinonderzoeker Wicher van der Sleen beschrijft voor Schouwen in 1912 beeldend de ‘gapingen in de zeereep waardoor de wind ongestoord op de achterliggende duinen kan inwerken’. Amateur-geomorfoloog Pieter de Bruijne noteert in 1915: ‘In deze windspleten kan de wind groote kracht ontwikkelen en zij vindt daarin de zandvoorraden die later landinwaarts worden getransporteerd’. Vanuit de kale vlakten achter de zeereep stoof het zand op de centrale loopduinenreeks. Houtvester J.G. Jager Gerlings schrijft in een rapport voor Staatsbosbeheer in 1910 dat de domaniale duinen geheel kaal zijn en het stuivend zand als een alles bedelvende massa voortrolt. ‘Het beheer toont een verregaande zorgeloosheid en de aanblik is, hoewel groots, onrustbarend’. Vanuit de hoge duinreeks tussen Westenschouwen en Nieuw-Haamstede dringen tussen 1915 en 1930 als gevolg hiervan een paar zandtongen met een snelheid van gemiddelde 25 meter per jaar de Zeepeduinen binnen.
Droge en natte jaren spelen uiteraard een rol in het verstuivingsproces dat nooit regelmatig is.
Vrijwilliger aan het werk
De kustgeschiedenis van 1872 tot 1922 geeft aan dat de dynamiek van de zeereep bepalend is voor de secundaire duinvorming. In de actieve klifkust bevindt zich de ‘zandmotor’, die er ook geweest moet zijn bij het begin van de Eerste en Tweede Duinoverstuiving op het eiland Schouwen. De verstuivingen in het begin van de 20ste eeuw vonden in bestaande duinen plaats en werden tussen 1922 en 1948 door de Dienst der Domeinen voor een groot deel vastgelegd. Een Derde Duinoverstuiving werd zo in de kiem gesmoord. Ze vormde toentertijd nauwelijks een bedreiging voor het achterliggende cultuurland. De enkele natuurliefhebber en kunstenaar die pleitte voor behoud werd niet serieus genomen.
Het onderzoek naar de duinvorming op Schouwen richtte zich ook op de achterliggende hoofdoorzaak. Tot nu toe werd meestal gewezen op het klimaat als bepalende factor. In perioden van stijgende zeespiegel en een hogere stormfrequentie zou de kust sterker aangetast worden en zou er meer secundaire duinvorming plaatsvinden. De effecten ervan zouden zich gelijktijdig langs de gehele Nederlandse kust voordoen. Het is opvallend dat de duinvormende fasen op Schouwen van de 10de tot de 13de eeuw en van het einde van de 16de eeuw tot het begin van de 19de eeuw afwijken van de datering voor de Hollandse kust, waar volgens fysisch-geograaf Jan Klijn tussen 1600 en 1750 juist sprake was van een ‘rustperiode’ in de duinvorming. Ook incidentele stormen, konijnen, runderbeweiding of waterwinning vormen niet de hoofdoorzaak van de duinvorming op Schouwen.
De regionale ontwikkeling van een zeegat met getijstromen en sediment, waar de mens ingreep (‘zee-inbraakmodel’), biedt een betere verklaring. De duinvormende processen staan in relatie tot de veranderingen in de Oosterschelde. In de Schelde werd de invloed van de zee steeds groter. De smalle riviermond in de Romeinse tijd werd een estuarium en na 1500, toen de Westerschelde er niet meer in uitkwam, een zeegat.
Door het graven naar verzilt veen of derriën langs de geulen en het landverlies in het oostelijk deel van Zeeland na stormvloeden van 1530, 1532 en 1570 vergrootte zich de komberging of het getijvolume in respectievelijk de 10de en de 16de eeuw. In de 16de eeuw nam het getijvolume met 50 % toe. In de Oosterschelde vormde zich naast de Roompot de Hammen als tweede mondingsgeul. Door het aantappen van de Grevelingen na 1850 na het baggeren en kanaliseren in het Krammer-Volkerak, nam het getijvolume nogmaals met 25 % toe. Als gevolg daarvan ontstond de Schaar van Roggeplaat als derde uitstromingsgeul in de Oosterschelde.
De sterke ebstroom in de naar het noorden oprukkende Hammen deed het Zuidland van Schouwen verdwijnen en buitengaats de aaneengesloten zandplaat Banjaard uiteenvallen. Eén van de nieuwe geulen, het Krabbengat, tastte de Kop van Schouwen aan. Langs de afslagkust werd veel zand losgemaakt. Het verdween naar de buitendelta óf het waaide door de reeds besproken gaten in de zeereep de duinen in.
De conclusie luidt dat na iedere hernieuwde kusterosie, als indirect gevolg van menselijk handelen in en om de Oosterschelde, in de 10de, 16de en 19de eeuw telkens een nieuwe fase van secundaire duinvorming op Schouwen begon.
Op de kust van Noord-Schouwen strandden in de loop der eeuwen met enige regelmaat grote zandbanken en op het verbrede strand begon daarna de al genoemde primaire duinvorming, die in Nederland echter van ondergeschikt belang is.
Het zou de moeite waard zijn ook andere grote duingebieden langs de Nederlandse kust op een zelfde manier te onderzoeken. Vooral het grote en tamelijk ongerepte duingebied van Schoorl leent zich daar goed voor. Het nog aanwezige bodemarchief onder de Jonge Duinen is voor een dergelijk onderzoek van grote betekenis. De historisch-geografische aandacht voor de duinen kan leiden tot een grotere kennis van de veranderingen in de kustlijn, de datering van de verschillende reliëfvormen en tot meer inzicht in het historisch duingebruik. Dit laatste is van belang voor de vele natuurherstelprojecten die in de duinen op stapel staan.
.
Het duinlandschap door de ogen van een schilder
10.00 uur Koffie met een Zeeuwse bolus in het café-restaurant van camping “De Duinhoeve”,
J.J. Boeijesweg 62, 4328 HC, Nieuw-Haamstede (tel. 0111-650 750
mobiel nummer Marianne en Arie 06 15 684 258).
Na de koffie houdt Frans een korte inleiding op de twee excursies die we deze dag met hem zullen maken.
10.30 uur vertrek (te voet) door de Verklikkerduinen naar het Verklikkerstrand, waarna we weer naar de Duinhoeve terugkeren.
12.30 uur lunch te velde (als het slecht weer mocht zijn, dan maken we gebruik van de Duinhoeve om te lunchen).
13.00 uur we verplaatsen ons met de auto (in colonne) naar de vuurtoren van Haamstede (vijf minuten rijden), vanwaar we een wandeling door de Westeren Ban met de Meeuwenduinen maken (de meeuwen zijn dan natuurlijk allang gevlogen). Dit wordt een rondwandeling van een uur of drie die weer eindigt aan de voet van de vuurtoren. Voor wie de rondwandeling te ver mocht lijken, is er de mogelijkheid eerder langs hetzelfde pad terug te keren naar de vuurtoren.
17.00 uur vertrek per auto naar het haventje van Burghsluis, waar we in het petit restaurant ‘t Oliegeultje, Havenplateau 1, W.S.V. Burghsluis, 4328 NT Burgh-Haamstede (tel. 0111-652 875) kunnen borrelen en de avondmaaltijd gebruiken. Prijzen: maaltijdsalades 9,65 euro, vleesgerechten 13,75 – 16,50 euro, visgerechten 15,15-18,75 euro, ook vegetarische maaltijd mogelijk).
Ank, de vrouw van Frans, zal ons de gehele dag vergezellen.
Overnachtingsmogelijkheden
Voor wie de afstand tussen huis en excursieplaats te ver is om in één dag te doen, is er de mogelijkheid op Schouwen te overnachten. We hebben tijdens de voorbereidende excursie verschillende campings bekeken (camping Duinhoeve vonden we te massaal), maar kwamen uiteindelijk toch weer uit op de boerderijcamping Dorpzicht van de Fam. Flikweert, Nieuwe Prunjeweg 3 4327 AJ, Serooskerke (tel 0111-642 818 of 06-249 878 80, www.kamperenbijdeboer.nl ), waar we twee jaar geleden ook met camper, caravan of tent stonden. En van daaruit is het per auto maar een minuut of tien naar de Duinhoeve.
Voor mensen die een hotel of pension zoeken, lijkt Hotel Bom in het centrum van Haamstede, Noordstraat 2, Haamstede (www.hotel-bom.nl, tel. 0111-652 229, prijzen logies met ontbijt vanaf 43,70 euro p.p.p.n. voor een tweepersoonskamer, vanaf 57,25 euro p.p.p.n. voor een eenpersoonskamer) of Hotel Schelphoek, Serooskerkseweg 24, 4327 SE, Serooskerke (0111-671 212, www.deschelphoek.nl, prijzen voor logies met ontbijt vanaf 40 euro p.p.p.n. voor een tweepersoonskamer, 50 euro p.p.p.n voor een eenpersoonskamer) een optie.
Er zijn natuurlijk ook vele andere logeermogelijkheden, teveel om op te noemen. Kijk eventueel zelf op www.vvvzeeland.nl .
Op maandag kan gezamenlijk de avondmaaltijd in restaurant De Schelphoek worden genuttigd (vijf minuten lopen van de camping in Serooskerke). Verzamelen om 19.00 uur in het restaurant. We eten dan van de kaart (prijzen hoofdgerecht rond 20 euro).
Routebeschrijvingen
Naar de Duinhoeve
Vanuit het noorden over de Brouwersdam de N 57 volgen, bij de T-kruising nabij Serooskerke linksaf de N 57 (Stoofweg) vervolgen tot aan het stoplicht (daar komt van links de N 59). Daar rechtsaf de N 57 volgen die dan Serooskerkseweg gaat heten. Vóór Haamstede gaat de N57 linksaf naar Walcheren, maar je moet voor de Duinhoeve rechtdoor, ook bij de rotonde rechtdoor, de weg maakt een ruime bocht naar rechts, heet daar Kloosterweg. Deze blijven volgen tot de splitsing met de borden “Einde bebouwde kom Burgh-Haamstede” aan beide zijden van de weg. Daar rechtsaf de Maireweg op. Die volgen en na een bocht rijd je zo op de hoek met de J.J. Boeijesweg tegen de ingang van camping Duinhoeve aan. De koffie wordt geserveerd in het restaurant (links achter het receptiegebouw van de camping).
Voor wie uit het oosten via Zierikzee komt, volg de N 59. Bij het stoplicht net voorbij Hotel de Schelphoek (bij Serooskerke) rechtdoor, dan ben je op de N 57 en dan de route verder als boven volgen.
Naar de camping in Serooskerke
Campinggasten voor de camping in Serooskerke kunnen vanaf de N 57 bij het stoplicht bij de kruising met de N 59 linksaf slaan de N 59 op. Na enkele honderden meters weer linksaf de Delingsdijk op (weg naar Brouwershaven) en na weer een paar honderd meter opnieuw linksaf slaan. De camping ligt dan aan de rechterhand.
Vanuit Zierikzee op de N 59 tegenover de ingang naar Hotel-restaurant De Schelphoek rechtsaf de Delingsdijk op (weg naar Brouwershaven) en verder als boven.
Naar hotel/restaurant De Schelphoek
Ligt aan de N 59 (hier Serooskerkseweg geheten) bij Serooskerke. Tegenover de Delingsdijk bij Serooskerke (weg naar Brouwershaven) naar de Oosterscheldedijk (met friteskraam) rijden en dan naar rechts afslaan naar de parkeerplaats van het hotel-restaurant (om het hotel-restaurant rijden).
Naar petit restaurant ’t Oliegeultje
Vanaf de vuurtoren terug naar Haamstede, Kloosterweg af en dan na de rotonde rechtsaf de N57 naar Walcheren op. De derde weg links, de Meeldijk, op naar Burghsluis. Aan het eind even naar links naar het haventje. ’t Oliegeultje ligt aan de rechterkant van de haven, achter de kop van de vuurtoren die daar op de kade staat.
.
Opgeven
Graag vóór 10 september opgeven bij Marianne en Arie (tel 026-442 37 48 of e-mail a.l.spaans@planet.nl) en vermelden of men bij de Schelphoek en/of 't Oliegeultje mee zal eten.