Excursie IJsseldelta/Kampereiland
Dinsdag 15 september 2015
Voorbereid door Siebe/Marry en Gerrit/Janny
Inleiding
De IJsseldelta en het Kampereiland genieten geheel ten onrechte bij natuur- en landschap beschermers weinig bekendheid. Zelfs in het in onze kringen zo gewaardeerde boek “Het Nederlandse Landschap een historisch-geografische benadering” waaraan “onze” Frans een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd noemt de IJsseldelta en het Kampereiland niet. Hetzelfde geldt trouwens voor de Spectrum Atlas van de Nederlandse Landschappen uit de jaren zeventig (met foto’s van Jan van der Kam), waaraan destijds alle “grote namen” hebben bijgedragen. Tijdens de excursie hopen we duidelijk te maken dat dit een grote omissie is.
De geografie
De IJsseldelta is een delta van twee riviersystemen en dat is uniek voor ons land. Aan de zuidkant is het de IJssel, met Kampen als belangrijke stad. Via het Ketelmeer mondt de IJssel uit in het IJsselmeer. Aan de noordzijde wordt de delta begrensd door het Vecht-Reestsysteem dat via Zwarte Meer, Ramsgeul en Ketelmeer in het IJsselmeer komt.
Tussen deze beide riviersystemen ligt het Kampereiland en nog een aantal kleinere polders, zoals de Mandjeswaard.
De historie
Zo rond de middeleeuwen vertakte de IJssel en ook het Vecht-Reestsysteem zich in de monding in verschillende rivieruitgangen en bestond het huidige Kampereiland uit vele wel of niet bewoonde eilandjes. Van groot belang is de ruil die de bisschop van Utrecht Jan van Arkel en de stad Kampen in 1363 overeenkwamen. De bisschop kreeg de rechten op de Mastenbroekerpolder en de stad Kampen de eilanden in het gebied ten noorden van de toenmalige IJssel, alsmede “het eeuwige recht van op– en aanwas van alle zandplaten en gorzen die in de monding van de IJssel opkomen “.
Het bedijken en aan elkaar breien van de verschillende eilandjes ging echter mondjesmaat. Enerzijds had de stad Kampen er het geld niet voor over en anderzijds profiteerden de pachtboeren van de bodembemesting door het vooral in de herfst en winter regelmatig overstromen met (brak) water van hun weilanden. Doordat de eilanden regelmatig bij storm overstroomden moesten de boerderijen op heuvels worden gebouwd. Hier heten dat belten. Vrijwel nergens in Nederland is die verkaveling met de beltboerderijen nog zo markant aanwezig als hier. Tijdens de middagexcursie zullen we ruim aandacht daaraan besteden.
Pas in 1862 werd serieus begonnen met de bedijking van het Kampereiland en konden er meer boerderijen worden gebouwd. Wel kwamen ook deze op belten, omdat af en toe bij extreem hoge stormvloeden het eiland nog overstroomde.
Na het gereedkomen van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de situatie drastisch. Het zilte water werd snel zoet en overstromingen kwamen niet meer voor. Wel neemt het risico daarop sinds de jaren 90 weer toe, als gevolg van grotere piekafvoeren in de rivieren.
De natuur
De voormalige Zuiderzee is voor de deltakust van de IJssel nooit echt zout geweest maar brak. Over de vegetatie in die periode is niet zo veel bekend. In de publicatie van Dirkx cs “Kampereiland“ (1996) wordt wel een globale beschrijving gegeven. Misschien geven de kwelders op de Waddeneilanden een aardige indicatie hoe de botanische samenstelling van de honderden ha extensief grasland eruit hebben gezien. Vóór de dynamische kuststrook groeiden veel zilte biezen, die vooral in de omgeving van Genemuiden werden geoogst en verwerkt in matten en stoelen. In menig (studenten)kamer lag tot in de jaren 60 zo’n mat - vaak tot de draad versleten. Geleidelijk, als gevolg van het steeds verder verzoeten van het water, verdwenen de biezenvelden en dus ook de specifieke verwerkingsindustrie. Maar de familiebedrijven in een streng calvinistische samenleving schakelden ras over op de fabricage van vaste vloerbedekking en, wat later, op kunstgras voor sportterreinen. Een prachtig voorbeeld van behoudende innovatie.
Na de aanleg van de Noordoostpolder aan de noordkant van de delta en vanOost-Flevoland aan de zuidwestkant verminderde de dynamiek in de voordelta nog meer en ontstonden er voor de kust een serie eilandjes en brede rietkragen.
De vogelhut bij de boerderijwinkel
De natuurhistorische waarde zit nu vooral in de brede kuststrook met een ruige rietlandvegetatie Een ideaal biotoop voor (water)vogels. Dit vogelparadijs is vanaf de dijk en de prachtige vogelhut op palen goed te bekijken. Natuurhistorisch zal hier dan ook het zwaartepunt van onze excursie liggen.
Het Milieu; slibafzetting in het Ketelmeer
Hoe ontstaat slib?
Als zijrivier van de Rijn ligt de oorsprong van de IJssel in snelstromende bergwatertjes in Zwitserland. Deze nemen zand- en rotsdeeltjes mee, die steeds fijner worden verdeeld en daardoor bij gelijkblijvend totaalgewicht een steeds grotere oppervlakte krijgen. Wat verder stroomafwaarts voegen zich fijne klei-, löss- en humusdeeltjes erbij, maar ook organische deeltjes uit hout, riet e.d.
Waarom blijft slib zweven?
Ondanks een fijne verdeling op micron-niveau of nog veel kleiner (een micron is een duizendste millimeter) zouden de minerale deeltjes bij afnemende stroomsnelheid snel bezinken, omdat hun dichtheid (soortelijk gewicht) veel hoger is dan die van water. Maar intussen zullen ook vele (soms) opgeloste stoffen als verontreiniging het water hebben bereikt, zoals afgestroomde (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen van boerderijen, lozingen van huishoudens en rioolwaterzuiveringen en afval van allerlei soorten bedrijven, met daarin resten van geneesmiddelen, zware metalen (cadmium, kwik en lood), organische chloorverbindingen zoals polychloorbifenylen (PCB’s) en polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s).
Zulke stoffen hebben de neiging om zich aan vaste oppervlakken te hechten. De bindingskrachten zijn zwak, maar vaak speelt daarnaast nog de zgn. dipoolwerking. (Zware-)Metaalatomen in stoffen hebben de neiging (negatief geladen) elektronen af te stoten en licht positief te worden, terwijl sterke metalloïden (bijv. chloor, broom- of zuurstofatomen) juist elektronen aantrekken, waardoor zij licht negatief worden. Het gehele molecuul krijgt daardoor een negatieve en een positieve kant. Omdat metalloïde-atomen en hun combinaties (sulfaten, fosfaten enz.) doorgaans groter zijn dan metaalatomen hebben de dipolen de neiging om zich op de vaste deeltjes te hechten met de grote, negatieve atomen naar buiten. Door de negatieve buitenkanten stoten de zwevende deeltjes elkaar af, wat ertoe leidt dat zij minder snel bezinken en er een flinke vracht slib tot aan de monding van de rivier kan worden meegevoerd. (Overigens spelen (af)wasmiddelen een vergelijkbare rol in het wasproces in het huishouden).
Wanneer bezinkt slib?
Met het beeld van elkaar licht afstotende deeltjes voor ogen is goed te begrijpen wanneer zwevend slib zal bezinken. Dat gebeurt allereerst wanneer de deeltjes meer ruimte krijgen en zich van elkaar kunnen verwijderen. In een overstroomde uiterwaard bezinkt veel slib; Ruimte voor de rivier betekent tegelijk dus ook ruimte voor slibbezinking. Ook splitsing en deltavorming van een rivier kan tot slibafzetting leiden; in Nederland beperkt men dit effect door met dijken en kribben de stroomsnelheid op peil te houden. Uitstroming in een zoetwatermeer leidt vanzelfsprekend ook tot sedimentatie, maar het grootste effect treedt op bij uitstroming in zout water. De natrium-, chloor- en andere ionen doen daar de dipoolwerking volledig teniet en het slib bezinkt massaal “op de grens van zout en zoet”.
Wisselende situaties rond het Ketelmeer
De Zuiderzee
Tot 1929 stroomde de IJssel uit in het Keteldiep, wat niet anders was dan een deel van de Zuiderzee. De getijdenwerking, en dus het begin van massale slibbezinking door contact met het brakke water, strekte zich uit tot Kampen (en misschien nog verder), maar bij eb werd een groot deel van het bezinkende slib weer teruggezogen naar het Keteldiep. Zodra het buiten de pieren was kon het zich in alle richtingen verspreiden, noordelijk richting Genemuiden en zuidelijk richting Elburg.
Het Kampereiland in 1886
De afsluitdijk en de Noordoostpolder
Het sluiten van de Afsluitdijk in 1929 had twee belangrijke effecten: de getijdenwerking verdween en het water van het IJsselmeer veranderde van brak in zoet. De slibvracht van de IJssel kon daardoor weer verder in het IJsselmeer uitstromen alvorens te bezinken, ruwweg in een halve cirkel van Elburg tot Vollenhove. Buiten wat baggerwerk in de vaargeul veroorzaakte het slib weinig problemen.
Daarbij moet men bedenken dat vóór de Tweede Wereldoorlog de verontreiniging van de Rijn zowel kwantitatief als kwalitatief geringer was dan in de naoorlogse situatie. Weliswaar is de organische en farmaceutische chemie al in de negentiende eeuw haar opmars begonnen, maar kunststoffen (plastics), organische bestrijdingsmiddelen en ingewikkelde geneesmiddelen waren nog vrijwel onbekend. Door de overvloed aan ruimte groeven veel fabrieken bovendien liever een grote bezinkvijver voor hun afvalproducten op eigen terrein dan deze op een rivier te lozen via een lange rioolpijp over andermans grond.
Het voltooien van de NOP in 1942 bracht hierin weinig verandering; enerzijds werd de noordelijke uitstroomruimte beperkt, maar anderzijds verminderde de vervuiling van de Rijn drastisch door het grotendeels stilvallen van de productie aan zijn oevers.
Na de Tweede Wereldoorlog
In de jaren vijftig kwamen in binnen- en buitenland de activiteiten weer op gang, met een absolute voorrang voor “wederopbouw” Alle noviteiten ten behoeve van de oorlogsinspanning: plastics, organische bestrijdingsmiddelen, gecompliceerde geneesmiddelen, synthetische reinigingsmiddelen en allerlei petrochemische producten. kwamen op de burgermarkt en konden zonder milieubeperkingen worden geproduceerd. Ook werd in Nederland in 1956 Oost-Flevoland drooggelegd.
Het gevolg was dat een enorme (grotendeels aan slib gehechte) vuilvracht de (Rijn en) IJssel afstroomde en dat het Ketelmeer steeds meer het bezinkbekken daarvoor werd. Gelukkig is intussen de waterverontreiniging drastisch teruggebracht, maar daar staat tegenover dat het resterende deel van het IJsselmeer de functie van drinkwaterbekken heeft gekregen en dat het Ketelmeer en de randmeren van NOP en Flevoland inmiddels van groot belang zijn voor de waterrecreatie. Redenen te over dus om de door slib veroorzaakte vuilvracht uit het verleden te saneren.
Het IJsseloog
Zodra men zeehavenslib (en dus ook Ketelmeerslib) boven water brengt is men de ongelukkige bezitter van chemisch afval van een zware categorie. De grote hoeveelheid maakt verwerken bijna onmogelijk, dus de enige optie is dan om het zodanig op te slaan dat het niet weer in het milieu terechtkomt. Men heeft daartoe in 1996 in de mond van het Ketelmeer een cirkelvormig kunstmatig eiland met een bergingsput gemaakt: het IJsseloog.
Het IJsseloog
Jammer genoeg zullen we het niet zien, maar de afmetingen zijn indrukwekkend.
De put is 45 meter diep en heeft een diameter van 1 km. Hij wordt omringd door een 10 meter hoge dijk. De vervuiling uit het gestorte slib kan bovendien niet door de ringdijk naar het Ketelmeer lekken omdat het waterpeil in de put 4 meter onder NAP wordt gehouden, d.w.z. enkele meters lager dan de bodem van het Ketelmeer. Inmiddels is rond de 20 miljoen m3 slib in het depot gebracht. Het grootste deel van het slib uit het Ketelmeer is daarmee geborgen en is er nog ruimte voor de toekomst.
De stad Kampen en de landbouw op het Kampereiland
De stad Kampen heeft vanaf de ruil in 1363 met Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, altijd geprofiteerd van dit bezit in de delta. Door landaanwinning/bedijking is het bezit inmiddels gegroeid tot bijna 5000 ha (Kampereiland en Mandjeswaard). Dit Erfgoed der Vaderen is door de eeuwen heen altijd zorgvuldig beheerd door de streng gelovige Kamper elite. De pachtboeren (die “de Stadserven” werden genoemd) kregen alleen het opstalrecht om een boerderij op de belten te bouwen, maar tot verkoop van de gronden is het (gelukkig) nooit gekomen. In 2007 heeft de gemeente Kampen het bezit op afstand gezet in een NV onder de naam “Stadserven” . De gemeente Kampen is de enige aandeelhouder, het feitelijke beheer wordt uitgevoerd door een rentmeesterkantoor.
Stadserven heeft bij de oprichting vier belangrijke hoofddoelen meegekregen:
1) Geen vervreemding van het eigendom
2) Behalen van een redelijk rendement
3) Zorg voor natuur en landschap
4) Voeren van een loyaal pachtbeleid
Eigenlijk is dit het voortzetten van een eeuwenoud beleid maar nu in een modern jasje. Tijdens de middagexcursie zullen we te velde zien wat de impact van dit beleid is op het landschap van het Kampereiland. Natuurlijk is de moderne tijd met ruilverkaveling en ligboxstallen ook hier niet voorbij gegaan, maar toch is het landschap anders; minder rommelig en net even extensiever. Nog steeds een prachtig Hollands landschap met koeien in de wei en boerderijen omzoomd met oude bomen.
De strijd tegen hoogwater
De kans op een overstroming door stormvloeden vanuit de voormalige Zuiderzee mag dan heel klein zijn, maar het IJsselmeerwater kan bij aanhoudende westerstorm nog wel flink worden opgestuwd. Dit kan de afvoer van het rivierwater danig blokkeren, met als gevolg wateroverlast langs de rivieroevers. Vooral na de angstige situaties in het midden van de jaren negentig zijn dan ook hier hoogwaterkerende werken uitgevoerd, maar die zijn wel totaal anders dan bv in de Rijn/Waaldelta.
Om de opstuwende werking van IJsselmeerwater in de monding van het Vecht-Reggesysteem bij aanhoudende westerstormen te kunnen beheersen is bij Ramspol niet voor een “gewone” waterkering gekozen maar, vooral om landschappelijk redenen, voor een Balgstuw. Deze is de grootste van de wereld en functioneert al bijna 20 jaar naar volle tevredenheid.
De Balgstuw bij Ramspol
In de historisch stad Kampen werd in het midden van de jaren negentig niet gekozen voor een botte verhoging van de IJsselkade, maar voor een bijzonder vernuftig systeem van het waterkerend maken van de huizen aan de kade en ingenieuze stuwen in de toegangswegen naar de laaggelegen binnenstad.
Beide oplossingen zijn niet alleen voor ons land uniek maar trekken ook veel buitenlandse “waterkeerders”, die onder de indruk zijn van zoveel Hollands vernuft. (Mooie variant op de bekende vinger in de dijk).
Aan het eind van de veldexcursie krijgen we een toelichting op deze projecten door direct betrokken medewerkers van het Waterschap Groot Salland en een uitleg te velde langs de kade van de IJssel.
Programma
10.00 uur Verzamelen bij de Boerderijwinkel ’t Rechterveld, Rechterveldweg 8, 8267 AL Kampen. (Zie routebeschrijving).
Omdat het voor deelnemers uit Den Haag, Voorschoten, Leiden en Amsterdam aantrekkelijk is om via de nieuwe Hanzelijn naar Kampen-zuid te reizen kunnen een aantal automobilisten hen daar opvangen en uiteraard na afloop ook weer afleveren. Aankomst trein Kampen-zuid (Sprinter, dus overstappen in Almere!) 09.26 uur
Koffie met een locale speltkoek en een uiteenzetting door Siebe over het excursiegebied.
10.45 uur Met een beperkt aantal auto’s naar de IJssel onder de brug van de N50. Van daaruit een wandeling (3 km) langs en over de dijk langs de IJssel en het Ketelmeer naar de vogelhut ter hoogte van de Boerderijwinkel.
12.30 – 13.30 uur Lunch te velde of in/bij de Boerderijwinkel. (daar zijn ook toiletfaciliteiten). Terughalen van de auto’s.
13.45 uur Korte stop bij de Balgstuw.
14.00 uur Autotocht over het Kampereiland, met één of meer stops met toelichting op het historisch-geografisch nog vrij gave landschap met zijn specifieke boerderijen op belten.
15.30 uur (Tijdstip nog niet nauwkeurig bekend i.v.m. vakantie medewerkers Waterschap). Ontvangst op het Dijkmagazijn IJsselmuiden van het Waterschap Groot Salland. Toelichting en film over de Balgstuw en de waterkering IJsselkade Kampen. Daarna begeleide wandeling over de IJsselkade.
17.30 uur. Afsluiting van het programma. Borrel en eten aan de kade in d‘Olde Vismark.
Menu
We regelden een menu van 25 euro, bestaand uit een voorgerecht, hoofdgerecht en koffie of thee met bonbons.
Bij de Voorgerechten kunnen we kiezen uit Tomatenbouillon met groentegarnituur, zacht en romige mosterdsoep, of gerookte forelfilet met saffraan mayonaise
De Hoofdgerechten zijn Parelhoenfilet met sjalottenjus, Snoekbaarsfilet met witte wijnsaus of Quiche met spinazie, geitenkaas en pecannoten.
Routebeschrijving
Rij over A28 of A50 naar het knooppunt Hattemerbroek ten westen van Zwolle, Ga vanaf hier over de N50 (verlengde van de A50) richting Kampen. Neem de eerste afslag (31) richting Kampen Zuid, IJsselmuiden.
Voor de afhalers. Het station ligt vrij snel na de afrit links.
Voor de doorrijders. Ga over de IJsselbrug en neem daarna de eerste afslag links richting Emmeloord. Ongeveer 200 meter na het eind van de bebouwde kom van IJsselmuiden ga je linksaf, weer richting Emmeloord, (Het richtingbord staat ongelukkig dus let goed op !)
Ongeveer 400 meter voor de Ramspolbrug staan waarschuwingslichten voor de brug. Ga hier linksaf de Rechterveldweg in. Er staat een reclamebord voor de Boerderijwinkel en verder worden de straatnamen een 100 meter tevoren op ooghoogte in de berm aangegeven. Na ongeveer 1 km kom je bij de boerderij.
Aanmelden
Uiterlijk 6 september bij Gerrit, g.h.vonkeman@kpnplanet.nl of 06 54658340.
Vermeld of je afgehaald wilt worden en je keuze van voorgerecht en hoofdgerecht..